Schrijfwedstrijd: Een zomerse dag – in de Vlietlanden…?

De Bibliotheek de Plataan organiseerde tijdens de Week van de Cultuur een schrijfwedstrijd. Dit zijn de verhalen van de 2e plek, 3e plek en eervolle vermelding van de schrijfwedstrijd.

De tweede plek - het winnende verhaal van Ank Schonenberg

 

Een zomerse dag – in de Vlietlanden…?

De zon schijnt, het is een prachtige dag. Behaaglijk rekt Rob de waterrat zich uit voor de ingang van z’n hol. Dan klimt hij de oever op. Hij groet de kuifeenden, die op het water van de vliet al druk doende zijn een maaltje bij elkaar te scharrelen. Terug bij z’n hol gaat hij languit voor de ingang liggen. Hij knijpt z’n ogen dicht tegen de zon en geniet van de warme stralen op z’n vel. Behaaglijk glijdt z’n voorpoot over z’n buik. De beharing laat wat te wensen over maar hij vindt het best. Ouder worden komt met gebreken. Z’n vrouw, die altijd commentaar op z’n dunne vacht had, is vertrokken en z’n kinderen zijn uitgewaaierd. Soms komen ze langs maar eerlijk gezegd weet hij dan niet zeker of ze echt van hem zijn en hoe ze heten dus houdt hij maar z’n mond. Hij is tevreden met z’n rust. Het enige waar hij zich nog een beetje druk over maakt, is de berichten die hij binnen krijgt als hoofd van de Bewonersvereniging van de Vlietlanden (BvdV). Maar er is gelukkig op dat gebied weinig te melden.

Hij weet niet hoe lang hij daar gelegen heeft als opeens met veel lawaai een grote vogel naast hem neerstrijkt. Doezelig heft hij z’n kop op en ziet tot z’n lichte schrik Karel de kraai staan. Die begint meteen te tetteren zodat Rob een poot opsteekt om hem tot rust te manen. “Karel alsjeblieft laat me even wakker worden en vertel me dan wat je op je hart hebt.” Als Rob helemaal wakker is en z’n luisterhouding heeft aangenomen, steekt Karel opnieuw van wal.

“Wat ik nu toch gehoord heb. Een nieuw soort boot is te water gelaten. Hij is van hout, groot en plat en er kunnen veel mensen in. Het is een rare boot. Hij kan zelf varen maar ook weer niet. Als hij zelf vaart doet hij dat met een motor. Maar als hij niet zelf vaart, gebruikt hij geen zeilen maar een paard. Een paard dat over het pad vlak naast water loopt en de boot voorttrekt. Ik ben gaan zoeken of ik dat gevaarte ergens kon vinden en jawel, ze lag in het centrum van Maassluis. Toen ik daar wat rondscharrelde, hoorde ik dat hij bedoeld is om met mensen trektochten te maken over de vlieten. Dus hier bij ons. Kun je rekenen dan is het nog meer gedaan met onze rust!

Peinzend draait Rob aan z’n snorharen. Hij ziet de boot voor zich, varend dicht langs de kant. Ergens in z’n kop begint een belletje te rinkelen. Hij heeft het idee dat er al eerder van zoiets sprake is geweest. Maar hoe, wanneer en waar?

“Karel, hoor eens.” Karel, die net een slok water uit de vliet heeft genomen, zit al klaar. “Karel, ik heb een achterneef, die verzamelt verhalen van vroeger. Wil je naar hem toe gaan en hem vragen of er meer over zo’n soort boot bekend is. Hij woont een eind verderop aan de vliet en als je vraagt naar Wiki kan iedereen je vertellen waar je moet zijn.

De volgende morgen is Karel terug. “Rob, ik heb Wiki gesproken. Hij herinnerde zich dat zijn opa hem wel eens over zoiets verteld heeft. Maar het zijn verhalen van de opa van zijn opa of wellicht van diens opa. Heel vroeger toen er nog geen motoren waren, werden boten op de vlieten voortgetrokken door paarden of mensen (als ze geen paard konden betalen). Wiki dacht niet dat de nieuwe boot veel gevaar voor ons zou opleveren omdat de mensen erin opgesloten zitten. Ach, de mensen zullen ons altijd blijven opzoeken omdat ze ook wel weten dat wij op het allermooiste plekje wonen. Maar gelukkig moeten ze altijd terug om hun boterham te verdienen. Voor ons ligt die hier voor het oprapen.” En met een handige beweging van kop en snavel trekt hij een dikke regenworm uit de grond, die nieuwsgierig komt kijken wat het lawaai boven z’n kop betekent.

Rob knikt: “ik geloof dat Wiki gelijk heeft. Toch zal ik vanavond de voorzitters van de bewonersgroepen bijeen roepen om ze te informeren. Wil jij ze waarschuwen?”

Die avond komen de voorzitters tezamen op de oever van de vliet, dichtbij het water zodat vissen en eenden ook mee kunnen luisteren. Daar legt Rob uit wat ze de komende tijd kunnen verwachten. Zoals altijd is er gemopper. “Mensen, je hebt er alleen maar last van!” Maar Rob heeft intussen genoeg ervaring om de gemoederen te bedaren. Rustig legt hij uit dat het om pleziertochtjes gaat en dat ze zeker niet bedoeld zijn om dieren overlast te bezorgen. Wel zullen er natuurlijk wat maatregelen genomen moeten worden. De boot zal dicht langs de kant varen waardoor de woningen, die aan het water grenzen, gevaar kunnen lopen. Daarom zal de technische dienst van de BvdV bij die woningen een inspectietocht houden en waar nodig de boel versterken. En verder zal Karel als de boot in aantocht is, de vliet langsgaan om iedereen te waarschuwen, te beginnen met Griet Grutto. Ook mamma kikvors moet onmiddellijk een seintje krijgen zodat ze al haar kinderen in veiligheid kan brengen. Voorkomen moet worden dat die spring-in-‘t-velds onder de hoeven van het paard  verpletterd worden. Daarna gaat iedereen gerustgesteld naar huis.

Als Karel een paar weken later komt melden, dat de boot in aantocht is, weet niemand op de boot door hoeveel ogen ze worden gadegeslagen.

Wiki is dan toevallig bij Rob op bezoek. Samen volgen ze op veilige afstand het passeren van de boot. Als die voorbij is en ze napraten in Rob z’n hol. zegt die met een grijns: “Wiki, heb je gezien hoe die boot heet ‘De Gouden Leeuwin’. Hebben we eindelijk een leeuwin op bezoek gehad. En we hebben het overleefd. Wie had dat kunnen denken!”  

De derde plek - het winnende verhaal van Yvonne Boeckx

 

Een zomerse dag…in de Vlietlanden?

Als ik hem nader zwaait hij naar mij, ik zwaai terug. Ik versnel mijn stappen over de Foppenplaskade richting het pontje de Kwakel en stap aan boord. Elkaar kort groetende, is het sein om te vertrekken naar de andere kant, naar de Kwakelweg. Ik ga zitten op de enige stoel op het pontje, die van de schipper, schijnbaar heb ik dat privilege mij ergens in de loop der tijd toegeëigend.    

We vertrekken, mijn haar beweegt zachtjes in de zwoele wind, ik sluit mijn ogen en luister. Het meevaren op het pontje lijkt meer en meer het summum van de wandeling te worden. Mijn verlangen naar de combinatie van rust, geuren en geluiden, zeker het eerste pontje als er nog niemand over wil varen. Ik hoor mijzelf diep ademhalen, mijn zintuigen ontvangen de heerlijke frisse geur, een combinatie van vocht en frisgroen, het klotsende water tegen de pont en oever, diverse liederen van de vogels. Zachtjes drijf ik weg in een fase van
intense ontspanning.

Mijn moment van geluk op deze zomerse dag in de Vlietlanden, mijn geliefd wandelgebied, wordt onderbroken door de schipper met zijn geluiden om aan te leggen. Ik open mijn ogen, we kijken elkaar even aan, ik glimlach naar hem en ik krijg een knipoog terug. Iedere week weer, zonder woorden, niet meer en niet minder dan elkaar groeten en blijkbaar begrijpen, iedere eerste vaart van het pontje, iedere donderdag. Terwijl de schipper zijn boot aanlegt valt mijn oog op het bankje aan de rechterkant van de Kwakelweg. Het bankje waar gewacht wordt op het pontje om de oversteek te maken naar de andere kant. Een fragiel vrouwtje zit op het bankje, met een prachtige zijdeachtige goudgele hoed met enkele veren welke speels in de wind dansen.

Als ik het pontje af stap, draai ik mij nog even om, de schipper en ik elkaar groeten elkaar zoals gebruikelijk. Ik vervolg mijn weg richting
het bankje, onderdeel van iedere wandeling om daar nog even te gaan zitten, nogmaals te genieten van een stukje rust, een blik over de vlieten. Bij het bankje aangekomen, groet ik beleefd het vrouwtje en ga een eindje van haar vandaan zitten. Ze heeft blijkbaar niet de intentie om met het pontje over te varen, ze kijkt strak voor zich uit en zegt niets. Onbeschaamd bekijk ik haar, een mager klein maar chique vrouwtje. De zijdeachtige goudgele hoed over haar prachtige donkere kroeshaar, haar donkere gezicht met lichte blosjes van aangebrachte rouge, haar rode lippen en de subtiele oogschaduw. Haar goudkleurig bloesje met ruches, de eveneens goudkleurige plissérok beweegt zo nu en dan in de wind. Haar bruine tas houdt ze stevig vast op de schoot, met 2 handen, net alsof ze niet zou willen dat haar rok omhoog waait.  Rimpelige handen voorzien van een gouden trouwring en een zegelring. Haar benen netjes naast elkaar en aan haar voeten bruine schoenen met gouden gespen. Een mager klein oud vrouwtje, zo gekleed of ze net uit de coulissen van een toneelstuk is weg gelopen, ik herken de kleding van de jaren 50. Ze zit daar als een blinkende ster zonder publiek.

Plots draait ze haar hoofd om en kijkt mij aan met prachtige bruine ogen. “Vind je mij mooi?”, vraagt ze onverwachts. Ik knik ja. Ze draait haar hoofd weer terug om over het water te staren, ik sluit mij net zoals zij zwijgend aan.

Hoelang wij daar samen hebben gezeten, weet ik niet. Eindeloze rust kan lang voelen maar in tijd kort zijn.

“Dit is de laatste keer dat ik hier kom,” hoor ik haar plots zeggen, ik kijk haar aan en ze vervolgt:” Ja, de laatste keer. Dit plekje is van mij, van mij alleen, nou eigenlijk van ons. Nee niet jou en mij maar van Alexander en van mij.  Maar hij is er niet meer, dus nu is het plekje van mij alleen. Ons plekje waar hij mij ooit een eerste kus heeft gegeven.” Ze stopt even met praten, zucht en met een grote glimlach vervolgt ze verder”. Een kus aan mij, Magdalena, het hulpje in de huishouding, van hem, Jonkheer Alexander. Volgens Alex was ik de mooiste vrouw van de wereld, onze liefde was zo mooi, zo zuiver, zo intens maar ook moeilijk. Onze eerste kus, niet op het bankje maar zittend in het gras, waar nu dit bankje staat, dat bankje was er 65 jaar geleden niet. Wij kwamen ieder jaar op deze dag naar deze plek, altijd op dezelfde manier. Iedere keer vertelde Alexander dat het zijn keuze was de adellijke familie te laten vallen om zijn grote liefde, dat was ik. We herhaalde altijd onze eerste kus, hier op het bankje en gingen weg op dezelfde manier als we waren gekomen. Maar dat is voorbij. Ik kom en ga zoals wij toen kwamen. Ik kom afscheid nemen. Ik ga dood, iedereen gaat dood, maar ik ga dood, morgen, omdat ik dat wil en niemand die mij tegenhoudt en dat is fijn. Ik ga naar Alexander, hij wacht op mij, ik voel het”.

In de verte hoor ik een geluid naderen. Ik draai mij om en zie een paard en koets op de Kwakelweg dichter en dichterbij komen, om vlakbij het bankje halt te houden. Het lijkt of als de tijd stil heeft gestaan. De koetsier, gekleed in een prachtig rood met goud afgezet kostuum, stapt af en komt op het fragiele vrouwtje af, reikt haar zijn hand en zegt beleefd: ”Mevrouw, het is tijd.” Ze aanvaard de uitgestoken hand en loopt langzaam met de koetsier richting de koets. Ze knikt nog even snel naar mij als zijnde een laatste groet en verdwijnt met de woorden: ”En nu is het bankje van jou, liefje”.

Ik kijk haar na, hoe ze geholpen wordt in de wagen, de deur zich sluit, de koetsier zijn paarden ment en vertrekt. Overvallen door verdriet, verdriet van gemis, van eenzaamheid, van pijn om haar pijn. Ik draai mij om en staar over de vlieten in het oneindige.

Een plotselinge schrik overvalt mij, is dit mijn laatste wandeling hier, mijn laatste keer met het pontje? Het zal nooit meer hetzelfde zijn.

Ik probeer mijn gedachten te ordenen, sluit mijn ogen en probeer het intense geluksgevoel terug te halen. Uit mijn rugtas pak ik een stukje papier en een pen. Ik schrijf in sierlijke letters “Ik, Magdalena, schenk mijn bankje aan jou, aan jou die intens geluk nodig heeft. Ga zitten, sluit je ogen, adem diep in en luister”. Ik vouw het blaadje, leg het briefje op het bankje, om het briefje niet weg te laten waaien leg ik er een steen op welke naast het bankje ligt.

Ik sta op en vervolg mijn weg, ik hoor het naderende pontje en draai mij nog eenmaal om. Alsof de schipper het aanvoelt kijkt hij naar mij. Aarzelend steek ik mijn arm omhoog en zwaai, ook hij steekt aarzelend zijn arm omhoog en zwaait terug. Hij weet het net als ik, dit was een laatste zomerse dag…onze laatste zomerse dag… in de Vlietlanden.

De eervolle vermelding - het winnende verhaal van Marije Buitelaar


Een zomerse dag – in de Vlietlanden…?

Piepend komt haar fiets tot stilstand. Het knerpende geluid lijkt op een protest tegen de zware vracht op het kwetsbare frame. En dat allemaal onder de brandende zon. Zelf tilt ze ook haar hoofd omhoog; dankbaar voor het minimale zuchtje wind wat met haar haren speelt. Lang wordt deze verkoeling haar niet gegund; snel moet ze de fiets vastgrijpen. Haar dochter maakt zich los van haar moeilijke zit achterop de bagagedrager. Haar beide beentjes heeft ze uit de fietstassen gewurmd, nu springt ze met haar slippers in de stoffige kiezels. Bij hun vertrek had ze op het laatste moment nog een handdoek onder de snelbinders gebonden. Ondanks deze verzachtende omstandigheden had haar dochter zich tijdens de rit uitvoerig laten horen. Ze heeft de leeftijd om zelf te fietsen, ze gaat tenslotte al naar groep 3. De portemonnee is echter te smal om een fiets voor haar te kopen. Zolang de het dagelijkse leven binnen loopafstand is, maakt ze haar dochter nog maar niet wijzer.

Een nijdige fietsbel onderbreekt haar gedachten. Een strak uitziende wielrenner nadert met hoge snelheid en belt nogmaals voor een vrije doorgang. Gewaarschuwd kijkt haar dochter om en springt naast het asfalt. De man trapt voorbij. Ze moet de neiging onderdrukken om haar tong uit te steken tegen de rug in het strakke pak vol sponsoren. Wat bezielt hem om zich zo in te spannen met deze temperaturen? Maar ook andere fietsers passeren haar moeiteloos in hun klim naar de top. Waar zij op de eerste helling al strandde , schakelen de elektrische fietsen nog een tandje bij om ook de tweede etappe te overbruggen. Eenmaal op het hoge bruggetje laten ze zich weer in volle vaart aan de andere kant naar beneden dragen.

Nu haar dochter niet meer achterop zit, is het eenvoudiger om met de fiets aan de hand de brug op te lopen. Op het hoogste punt is ze onder de indruk van het kabbelende water. Niet alleen onder haar, maar ook naast haar. Links in een romantische vaart; rechts als een uitgestrekte waterdeken. Op het water kolkt een heel andere wereld. Er vaart een diversiteit aan boten voorbij. Grote boten laten van zich horen met luide muziek, kleine bootjes worden bestuurd door blotige mannen in gezelschap van hun zonnebadende vrouwen. Een fanatieke vader probeert zijn gezin met een roeiboot naar de overkant te roeien. De kinderen ingesnoerd in zwemvesten. En in de hoeken en gaten van het vertier zoeken ganzen en eenden hun eigen koers.

‘Mama!’ Zo snel als haar slippers haar laten rennen, stormt het meisje op haar moeder af. ‘Kijk eens wat ik heb gevonden!’ Haar plakkerige vingers omklemmen een blinkende schijf. De koning weerspiegelt in het zonlicht én in de ogen van haar dochter. Mam, dit is toch een euro? Hij lag daar onder de bankjes. ‘Mag ik hem houden?’ De trots van haar dochtertje weerhoudt haar er deze keer van om de verliezer na te zoeken. Ze gunt haar dochter de rijkdom. Bovendien is het te warm. Honderduit praat haar dochter over haar gevonden schat. Wat kan ik hiervoor kopen? Ik wil graag rolschaatsen of snoep. Kunnen we nu naar de winkel? Het meisje laat zich betoverd meevoeren naar de bankjes, waar haar moeder neerploft op een lege plek. Om hen heen zitten en staan veel mensen met evenveel fietsen. Een verdwaalde hardloper trekt bekijks met zijn fanatieke inspanning. De mensen komen in beweging als de pont aanmeert. Over de loopplank druppelt de boot leeg. Nieuwe toeristen wachten hun beurt af.

Op het bankje komt ze tot rust. De zachte stemmen om haar heen, de wuivende rietpalmen, de vergezichten over de polders tot Delft en Vlaardingen. Ze voelt haar lichaam eindelijk ontspannen. Die ochtend was er weer die felle discussie met haar kind. Stampvoetend had ze haar moeder aangekeken. Al weken dramde ze over vakanties; naar verre landen, met een vliegtuig, ijsjes eten en in een tent slapen. Klasgenoten staken elkaar de ogen uit met luxe bestemmingen, exclusieve cruises en all-in resorts. Ze kon niet meepraten over Franse campings, Spaanse stranden, onbewoonde eilanden. Laat staan een zompige tent in Brabant. Ze is te jong om de protserige verhalen van haar klasgenoten te nuanceren. Zij is jaloers én zij heeft een knagend hart. Nadat de storm was opgetrokken, waren ze gaan fietsen. Samen het hoofd luchten, naar ergens anders dan thuis. Dan was er vanavond tenminste weer een vakantiedag om.

Mama, is dat een cruiseschip? Verbaasd volgt ze de blik van haar dochter. Ze twijfelt even over haar antwoord. Het cruiseschip blijkt de veerpont, die zijn ronde weer opnieuw begint. Kunnen wij ook meevaren? Zonder de antwoorden af te wachten, stuift haar dochter op de stuurman af. Ze voelt haar hart weer samenknijpen voor de naderende teleurstelling. Mama, kom, snel, ja ook de fiets. We kunnen mee naar Parijs en het kost maar één euro. Ik heb al betaald!